Een voegwoord is een woord dat twee (deel)zinnen of woorden met elkaar verbindt.
Voegwoorden kunnen worden ingedeeld naar:
1. Grammaticale functie:
Nevenschikkend: “Ik blijf vandaag thuis, want het is geen mooi weer.”
Onderschikkend: “Ik blijf vandaag thuis, omdat het geen mooi weer is.”
Onderschikkende zinsdelen kunnen nooit zelfstandig worden gebruikt.
2. Inhoudelijke functie:
Tijd | terwijl – nadat – voordat – toen |
Verklarend | omdat – want |
Beperkend | behalve – mits |
Vergelijkend | zoals – alsof |
Doelaangevend | opdat |
Opsplitsend | of |
Toegevend | hoewel – ofschoon |
NB: ‘toen’ kan ook een bijwoord zijn in de betekenis van: ‘op dat moment’.
Voorbeeld: “Jan kwam toen (bijwoord) de kamer in.” “Toen (voegwoord) Jan de kamer in kwam, begon iedereen te applaudisseren.”
Hetzelfde met het woordje ‘nu’. “Nu (bijwoord) ben ik aan de beurt.” “Nu (aangezien = voegwoord) Jan niet komt, gaan we maar naar huis.”
(Kijk voor meer informatie op Taaladvies: voegwoord)