Woordsoort: voorzetsel
Betekenis: woord dat gebruikt wordt om een plaats aan te geven waar iets is of gebeurt.
Voorbeeldzinnen:
“De vogel zit op het dak.”
“Hij gaat kamperen op een onbewoond eiland.”
Eigen voorbeeldzin:
“Mijn konijn zit op het grasveldje.”
De dominante pijl geeft aan welk gedeelte van dit beeld precies ‘op’ is: de plek waar het konijn het grasveldje raakt. Het is altijd een goed idee om de ‘ik’-persoon in ieder beeld een plek te geven. Ofwel de ‘ik’ doet iets in het beeld, of hij kijkt toe en vertegenwoordigt zo de persoon die het beeld heeft gemaakt. |